Het Jonge Zeekleilandschap is ontstaan door zee-overstromingen. Via inbraken en langs riviermondingen werd het oude veenlandschap werd weggeslagen en zeeklei afgezet.
Rond het jaar 1000 ging men deze zeekleigebieden ontginnen. Dijkaanleg vond plaats vanaf de 13e eeuw. Door het inpolderen van de 'aan-' en 'opwassen' werd zo tot in de 20e eeuw nieuw land gewonnen. Tijdens stormvloeden en overstromingen gingen echter ook grote aangedijkte gebieden (tijdelijk) weer verloren.
De oudere polders worden gekenmerkt door een lage ligging met een vrij onregelmatige strook of blokverkaveling, terwijl de jongere polders hoger liggen en een rationelere, grootschalige verkaveling hebben. Daarnaast bevinden zich in sommige polders kleine oneffenheden, die het gevolg zijn van de moernering; het winnen van zouthoudend veen.