Zee-afzettingen

Algemeen

Zeeafzettingen zijn in hoofdzaak klei-achtige gronden. Ze zijn door de zee met een stijgende zeespiegel afgezet in relatief rustig water, in de vorm van wadplaten of kwelders. Soms vindt de afzetting in meerdere fasen plaats waarbij jongere zee-afzettingen oudere bedekken. Op veel plaatsen is, onder moerassige omstandigheden, veenvorming opgetreden. Dit veen is vanaf de Middeleeuwen door ontginning en turfwinning grotendeels weer verdwenen. In droogmakerijen die diep gelegen zijn komt de oudere zeeklei zelfs weer geheel aan het oppervlak. Behalve bij de Zee-afzettingen met restveen komen alle zee-afzettingen aan het maaiveld voor.

De oudst dateerbare bewoningssporen op de zee-afzettingen stammen uit het midden-Neolithicum, circa 5500 jaar geleden. De gebieden met restveen raakten pas in de Middeleeuwen bewoond.

Verwachtingswaarde (zie ook kaart 1b. Archeologie waarden)

Alle ‘zeeafzettingen op oude zeeafzettingen’ krijgen een redelijk hoge tot hoge verwachtingswaarde. De archeologische resten die op deze afzettingen kunnen worden gevonden dateren vanaf de IJzertijd en/of Romeinse Tijd.

Alle overige zeeafzettingen (met restveen, in droogmakerij) krijgen een lage tot zeer lage waardering vanwege de uiterst lage trefkans op archeologische sporen die met bewonings- of landgebruiksmogelijkheden samenhangen.


Zee-afzettingen op oudere zee-afzettingen
Zee-afzettingen op oudere zee-afzettingen zijn het gevolg van overstromingen van de zee in meerdere fasen in de afgelopen drieduizend jaar. De archeologische resten die op deze afzettingen kunnen worden gevonden dateren vanaf de IJzertijd en/of de Romeinse Tijd.

Zee-afzettingen, met restveen
In de vroege Middeleeuwen lag er in Zuid-Holland nog een zeer groot oppervlak aan natuurlijk veenlandschap. Vanaf de 15de eeuw werd dit veen afgegraven voor gebruik als brandstof (turf). De energievoorraad die in deze venen lag opgeslagen is waarschijnlijk een van de belangrijkste randvoorwaarden geweest voor de economische bloei van Holland in de Gouden Eeuw.

De gedeelten die niet zijn afgegraven staan op de kaart als 'Zee-afzettingen met restveen'. Deze afzettingen zijn voornamelijk terug te vinden in Delfland/Schieland en in de Rijn- en Gouwestreek. Vaak zijn aan de randen van andere polders nog veenresten met mogelijke Middeleeuwse bewoningssporen aanwezig.

Zee-afzettingen, in droogmakerijen
Zeeafzettingen in de droogmakerijen met bewoningssporen vanaf de Middeleeuwen komen, net als de zeeafzettingen met restveen, vooral voor in het centrale en noordelijke deel van de provincie.
Vanaf de late Middeleeuwen werden hier zowel de natuurlijke meren als de gegraven (veen)plassen drooggelegd. Zo ontstonden de typische diep gelegen en vaak uitgestrekte droogmakerijen in het centrale en noordelijk deel van de provincie.
De bodem van deze droogmakerijen bestaat meestal weer uit oude Zee-afzettingen, vaak ouder dan 5500 jaar. Bewijzen voor prehistorische bewoning zijn schaars. Het meest aansprekende voorbeeld betreft de vondst van een neolithisch jachtkamp op een veeneiland van rondtrekkende jagers en vissers bij Bergschenhoek.
Bij de legenda-eenheid “Zee-afzettingen in droogmakerijen” ligt het Pleistoceen overal in de provincie dieper dan 5 meter min maaiveld, behalve in het oostelijk deel waar de Pleistocene zandondergrond tussen 3 en 5 meter beneden maaiveld voorkomt.