Topgebied

Er zijn zestien ‘Topgebieden Cultureel Erfgoed’ in Zuid- Holland. Dit zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate én in onderlinge samenhang voorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit. De selectiecriteria zijn:
  1. Minimaal twee van de drie typen cultuurhistorische waarden (t.w. archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedebouwkundige) dienen in een topgebied gezamenlijk voor te komen.
  2. Er dient sprake te zijn van een combinatie van hoge en zeer hoge waarden die tevens in opvallende mate voorkomen, op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland.
  3. Er is een goede ruimtelijke samenhang tussen de (zichtbare) waarden.
  4. Er dient sprake te zijn van een bovenlokaal schaalniveau (d.w.z. gebiedsomvang dient groter te zijn dan een enkele plaats, polder of site).
De zestien topgebieden zijn:
  1. Bollenstreek
  2. Kaag / Oude Rijn
  3. Vrieschekoopsche en Wassenaarsche Polder
  4. Den Haag / Wassenaar
  5. Zoeterwoude / Stompwijk
  6. Aarlanderveen / Nieuwkoopsche Plassen / Meije
  7. Boskoop / Reeuwijk-Dorp
  8. Reeuwijksche Plassen / Oude Hollandse Waterlinie
  9. Midden-Delfland
  10. Krimpenerwaard
  11. Alblasserwaard / Vijfheerenlanden
  12. Kop van Goeree
  13. Voorne / Brielle / Bernisse
  14. Dordtse Biesbosch
  15. Tweemanspolder
  16. Hoeksche Waard
Beleid
Voor topgebieden geldt de algemene sturingsrichtlijn ‘continuïteit van karakter’, zoals vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland. Met deze richtlijn wordt aangegeven hoe de provincie in beginsel met ontwikkelingen wil omgaan wat betreft cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Cultuurhistorie is hier een belangrijke randvoorwaarde bij ruimtelijke ontwikkeling. Uitgangspunt is om bij toekomstige ontwikkelingen de structuur van topgebieden te behouden en versterken door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingsrichting, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen). Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met genoemd uitgangspunt altijd een nadere afweging zal plaatsvinden, waarbij het cultuurhistorische belang zwaar weegt. Ruimtelijke ontwikkelingen die passen binnen genoemd uitgangspunt zijn in principe mogelijk. De algemene sturingsrichtlijn is verder uitgewerkt in specifieke richtlijnen . Deze zijn vastgelegd in de Nota Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland .