Aangegeven zijn gebieden (zones) of plaatsen (oude kernen en woonheuvels) met een grote / redelijke grote trefkansop archeologische sporen. De toekenning van deze trefkans op vondsten heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische sporen die in een bepaald gebied verwacht wordt. Het gaat hierbij enerzijds om concreet te begrenzen bodemkundige en geologische structuren, waarbinnen vaak weer fijnmaziger structuren te onderscheiden zijn. Anderzijds vallen ook oude stads- en dorpskernen en woonheuvels binnen deze verwachtingscategorie.
BeleidAlgemeen uitgangspunt is dat verwachte archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem behouden moeten blijven. Het provinciaal ruimtelijk beleid voor terreinen van provinciaal belang is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (par. 4.3.5 Archeologie) en uitgewerkt in de Verordening Ruimte (artikel 2.4.4 Archeologie en Romeinse Limes).
Voor meer informatie over het provinciaal archeologie-beleid: Nota Archeologie.