Gebieden (zones) of plaatsen (oude kernen en woonheuvels) met een bepaalde verwachting of kans op het aantreffen van archeologische sporen zijn aangegeven in twee categorieën:
De toekenning van een grote/redelijke of kleine/geen kans op vondsten heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische sporen die in een bepaald gebied verwacht wordt. Het gaat hierbij enerzijds om concreet te begrenzen bodemkundige en geologische structuren, waarbinnen vaak weer fijnmaziger structuren te onderscheiden zijn. Anderzijds vallen ook oude stads- en dorpskernen en woonheuvels binnen deze verwachtingscategorie.
Diepte van de trefkans
Daarnaast is ook aangegeven op welke diepte deze trefkans voorkomt in de ondergrond. Zo kan bij geplande ingrepen beter ingeschat worden of onderzoek en maatregelen noodzakelijk zijn of niet. De gebruikte diepteklassen zijn: 0-3 meter beneden maaiveld, 3-5 meter beneden maaiveld, en dieper dan 5 meter beneden maaiveld.
Voor meer informatie over deze diepte-aanduiding en de relatie met archeologische kenmerken zie: Archeologie kenmerken totaal
Oude geulafzettingen (lichtere banen) in een akker bij Schipluiden. De archeologische trefkans is hier zeer groot.